voorzitter, nee tenzij is het uitgangspunt voor het gebruik van dwang in de zorg. en daaraan voeg ik toe dat het civiele kader voorrang heef

Voorzitter,
Nee tenzij is het uitgangspunt voor het gebruik van dwang in de zorg.
En daaraan voeg ik toe dat het civiele kader voorrang heeft boven het
strafrechtelijke. Alles moet erop gericht zijn te voorkomen dat
psychiatrische patiënten pas de zorg krijgen die ze nodig hebben zodra
ze in het strafrechtelijk circuit zijn beland. Het straf- en civiele
kader raken met de drie wetten beter op elkaar afgestemd, en dat is
een groot goed. Maar lang niet alle zorgsituaties waarbij een vorm van
dwang aan de orde is zijn verbonden aan aspecten van veiligheid en
openbare orde. Dat roept bij mijn fractie wel wat vragen op naar de
ratio en wenselijkheid van de nieuwe rol van de officier van justitie
in de machtigingsprocedures. Is die niet te groot geworden? En lopen
we daarmee niet het risico dat het belang van veiligheid de eerste
afweging wordt na het belang van een juiste behandeling en de
zorgbehoefte van de patiënt? Tijdens de deskundigenbijeenkomst stelde
het OM zich op het standpunt dat het de nieuwe verzoekersrol alleen
goed kan invullen als het zorgmachtigingstraject zijn oorsprong vindt
in en samenhang heeft met dreigend strafbaar gedrag. Verder bleek het
OM niet overtuigd van de meerwaarde van de aanwezigheid van de
Officier van Justitie tijdens alle zittingen, en benadrukte het dat
deze hierdoor onnodig meer het karakter van een strafzaak krijgen. Ook
de capaciteit zou tekort schieten voor structureel bijwonen. Kan de
minister ingaan op deze zorgen?
Daarnaast is het de vraag of de officier van Justitie niet een te
grote machtspositie krijgt, nu hij ook om een zorgmachtiging te
verzoeken als naar de mening van de onafhankelijke psychiater of
geneesheerdirecteur niet aan de criteria voor verplichte zorg wordt
voldaan. Zijn daar nog nadere criteria aan verbonden? En in welke
situaties acht de minister het denkbaar dat de rechter tegen de wens
van een officier van justitie een zorgmachtiging afgeeft?
Mijn fractie onderschrijft het uitgangspunt dat een vergelijkbare
psychische problematiek noodzaakt tot een vergelijkbare behandeling,
ongeacht de juridische titel. Vanwege het vereiste beveiligingsniveau
zal zorg in de reguliere ggz-instellingen echter niet altijd geschikt
zijn, en in de eerste termijn van de behandeling van deze wet heb ik
gewezen op het immense capaciteitsverlies aan forensische
psychiatrische zorg gedurende de afgelopen jaren. Het uitgangspunt de
juiste patiënt op de juiste plaats en goede aansluiting tussen
forensische en curatieve zorg vergen financiële kaders die hierop
toegesneden zijn. Graag een geruststellend maar wel onderbouwd
antwoord.
Weigerende observandi
De minister benadrukt dat deze behandelmogelijkheden geen afbreuk doen
aan de noodzaak voor de voorgestelde 'weigerende observandi-regeling'.
Een tbs maatregel voorziet immers in de meest passende behandeling en
beveiliging en is gericht op een gefaseerde en geleidelijke terugkeer
in de maatschappij voor zover mogelijk. Mijn fractie is het eens met
het streven om zoveel mogelijk een tbs-maatregel op te leggen als die
het meest passend is. De vraag is echter of dat doel een inbreuk op
het medisch beroepsgeheim rechtvaardigt. De Autoriteit
Persoonsgegevens vindt van niet. De minister heeft ook onze fractie
nog niet overtuigd van de noodzaak, proportionaliteit en
subsidiariteit van deze doorbreking. En dat hangt nauw samen met het
risico dat zorg en hulpverlening gemeden gaat worden of in elk geval
dat verdachten relevante informatie aan hun zorgverlener achterhouden.
Al deze mogelijke effecten ondermijnen de toegankelijkheid van de
zorg. Bovendien is het averechtse effect dat patiënten gegevens uit
hun medisch dossier laten vernietigen niet ondenkbaar.
Wij zouden graag van de minister willen weten welke alternatieven hij
voor deze oplossing heeft onderzocht. Omwille van de bescherming van
het medisch beroepsgeheim heeft de Autoriteit Persoonsgegevens in elk
geval een alternatieve oplossing geopperd, en wij zijn erg benieuwd of
de minister deze al eerder heeft overwogen en onderzocht. De
Autoriteit wijst op het onderscheid tussen een straf en een maatregel
waarbij kort gezegd een straf dient ter preventie en vergelding en een
maatregel zoals de tbs-maatregel dient ter beveiliging en behandeling.
De Autoriteit pleit voor de mogelijkheid om de tbs-maatregel ten
aanzien van weigerende observandi waarbij de rechter onvoldoende grond
heeft voor een tbs-oplegging, niet direct in de einduitspraak op te
nemen maar in een afzonderlijke procedure. Dat zou tot gevolg hebben
dat de rechter in deze situaties de verdachte strafbaar acht, en in de
uitspraak melding maakt van de weigering van de verdachte om zich te
laten onderzoeken. Vervolgens zou tijdens de tenuitvoerlegging van de
straf nader geobserveerd en onderzocht kunnen worden, waarbij het OM
binnen twee jaar na de onherroepelijk geworden veroordeling alsnog TBS
te vorderen, aanvullend of in plaats van de gevangenisstraf. Deze
procedure zou voor specifieke situaties soelaas kunnen bieden zonder
dat het medisch beroepsgeheim geofferd hoeft te worden. Wij horen
graag een reactie van de minister op deze optie.
Voorzitter, ook de betere aansluiting tussen de strafrechtelijke en de
civielrechtelijke procedure kan deels al een oplossing zijn voor de
weigerende observandi, omdat immers iemand die zijn straftijd heeft
uitgezeten maar nog steeds een gevaar is voor de samenleving via de
Wvggz kan worden opgenomen. Alleen al hierom is die aansluiting van
groot belang. In dat kader vraag ik de aandacht van de minister voor
de zorg vanuit de justitiële keten dat artikel 2.3 van de Wet
Forensische Zorg, op grond waarvan de strafrechter zelf een
zorgmachtiging verstrekt, niet alle mogelijkheden van artikel 37 van
het Wetboek van Strafrecht kan vervangen. Zowel het OM als de Raad
voor de Rechtspraak zijn bang voor een wettelijke leemte, met name ten
aanzien van de categorie volledig ontoerekeningsvatbare verdachten.
Bovendien is er vrees dat artikel 2.3 weliswaar als verbinding tussen
het strafrecht en civiel de grote kracht moet zijn van het stelsel,
maar vanwege de complexiteit en stapeling van procedures ofwel te
omslachtig zal blijken (bv eerst zullen civielrechtelijke stappen
moeten worden doorlopen) ofwel een dode letter zal blijken. In de
Memorie van Antwoord legt de minister uit dat die samenloop wel
degelijk efficiënt en effectief is. Maar zal de rechter niet in eerste
instantie toch moeten afwachten of de OvJ ook daadwerkelijk een
verzoek doet? En als er sprake is van een samenloop, waarmee wellicht
het ultimum remedium beginsel beter tot zijn recht komt, waarom kan de
patiënt dan alleen maar in het strafrechtelijke kader in hoger beroep
en niet tegelijkertijd ook tegen de afgifte van de zorgmachtiging? Dan
zou je echt een integrale afweging krijgen en de rechtspositie
verbeteren.
Rechtspositie
Voorzitter, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dwingt de
Nederlandse wetgever om de rechtspositie van patiënten te versterken,
en voorliggende wetsvoorstellen dienen de toets van de jurisprudentie
te doorstaan. Met name in het licht van artikel 5 EVRM kan de vraag
worden gesteld of de toegang tot de rechter bij onvrijwillige zorg
zonder opname in de Wet zorg en dwang voldoende is gewaarborgd. Er is
geen voorafgaande rechterlijke toets en evenmin onmiddellijke toegang
tot een rechter omdat eerst een klachtenprocedure dient te worden
doorlopen. Kan de minister nader motiveren waarom hiervoor is gekozen
en hoe dit zich verhoudt tot de jurisprudentie van het EHRM? In dat
verband is het ook van groot belang om het onderscheid tussen
vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking nader te definiëren. Is de
minister bereid om dit alsnog in de nadere regelgeving te doen? En
gaat de regering ervoor zorgen dat de klachtprocedures zo snel
mogelijk worden afgehandeld?
De regering is het niet eens met de opvatting van het toezichthoudend
comité bij het VN Gehandicaptenverdrag dat gedwongen opname nooit
toelaatbaar is. Ook mijn fractie erkent dat er situaties zijn waarin
dwang een uiterste middel is dat moet worden toegepast om een persoon
tegen zichzelf in bescherming te nemen, of om zijn omgeving te
beschermen. Dat neemt niet weg dat de standaarden van het
Gehandicaptenverdrag dat Nederland ook heeft geratificeerd,
uitgangspunt dienen te zijn. Omdat voorliggende wetsvoorstellen beogen
de rechtspositie van cliënten te versterken, is mijn fractie van
mening dat het facultatief protocol bij dit verdrag zo snel mogelijk
zou moeten worden getekend en geratificeerd door Nederland. De
minister antwoordt dat dit vraagstuk complex is en een zorgvuldige
besluitvorming vergt. Ik wijs er echter op dat de Eerste Kamer al
enkele jaren geleden de regering heeft opgeroepen tot ratificatie, dus
ik zou graag weten in welk stadium het besluitvormingsproces zich
bevindt en wat nu nog de vragen zijn die beantwoord moeten worden. Ook
de ratificatie van het verdrag zelf heeft jaren geduurd, met hetzelfde
argument dat nadere studie nodig was. Een studie naar de consequenties
van het verdrag of van het facultatief protocol verschilt toch niet
wezenlijk van elkaar? Het hoofdpunt is toch dat Nederland moet voldoen
aan de verplichtingen, met of zonder protocol? De meerwaarde van het
facultatief protocol is echter dat met individueel klachtrecht
cliënten zelf het verdrag kunnen inroepen en de overheid kunnen
aanspreken op naleving. Tegenover de ingrijpende bevoegdheden die aan
de overheid en behandelaars worden gegeven, dient dit klachtrecht van
cliënten als een noodzakelijke bijdrage aan de checks and balances.
Hoger beroep
In zowel het Wzd als de Wvggz staat in veel gevallen geen hoger beroep
open tegen een beslissing van de rechter. Aanvankelijk achtte de
regering het vanuit het oogpunt om de positie van de patiënt te
versterken juist onwenselijk om de mogelijkheid van hoger beroep uit
te sluiten. Met name vanwege de beperking van de vrijheidsrechten of
aantasting van de lichamelijke integriteit en de aard en duur van een
zorgmachtiging zag de regering geen grond om het rechtsmiddel van
hoger beroep te onthouden. Na het verzoek van de Raad van State om een
nadere onderbouwing en antwoord op enkele vragen, besloot de regering
om de mogelijkheid van hoger beroep te schrappen. Nu geeft ook de
regering aan dat niet is gebleken van een behoefte aan hoger beroep,
zonder aan te geven of hiernaar onderzoek is gedaan en welke
consequenties het schrappen kan hebben. Als gevolg van het schrappen
kan de cliënt niet meer in beroep kan gaan tegen de inhoud van het
besluit van de rechter, maar alleen via cassatie een hogere rechter
laten beoordelen of de lagere rechter wel de juiste procedure heeft
gevolgd. Probleem daarmee is dat dit wetsvoorstel de rechter veel
discretie laat in het al dan niet horen van getuigen en het bevelen
van onderzoek door deskundigen. Er zullen dus heel weinig gevallen
zijn waarin de Hoge Raad zal oordelen dat een rechter een fout heeft
gemaakt van procedurele aard.
De regering geeft indirect toe dat deze wijziging een verslechtering
van de rechtspositie betekent, bv door erop te wijzen dat de
rechtspositie op andere manieren verbetert. Toch kan de toegang tot
een hogere rechter niet zomaar worden uitgeruild tegen andere
aanpassingen in het proces. De regering noemt daarbij soms ook vreemde
voorbeelden, zoals de mogelijkheid om een eigen plan van aanpak op te
stellen om verplichte zorg te voorkomen. Maar een dergelijk plan van
aanpak kan alleen worden opgesteld als de cliënt hiervoor in
gelegenheid wordt gesteld door de geneesheer-directeur of de rechter.
En juist tegen dit besluit van de rechter kan een cliënt dus niet meer
in hoger beroep gaan. Dus toch graag een andere onderbouwing van het
uitsluiten van hoger beroep, met name nu hier praktisch steeds sprake
is van kwetsbare personen en ingrijpende bevoegdheden van de overheid.
Rechtsbijstand
Een randvoorwaarde voor een goede rechtspositie van patiënten is de
toegang tot kwalitatief goede rechtshulp. Uit het rapport van de
commissie van der Meer kwam naar voren dat de werklast van de advocaat
mede is toegenomen door een beddenreductie in de psychiatrische zorg
en de tendens die hiermee samenhangt om mensen steeds sneller naar
huis te sturen. Dit zou tot gevolg hebben dat er meer voorwaardelijke
machtigingen worden opgelegd. Volgens de commissie geven advocaten aan
dat de vergoeding van 4 punten voor de voorwaardelijke machtiging niet
toereikend is, omdat zij er vijf tot zeven uur aan werken. In het
regeerakkoord belooft het kabinet de aanbevelingen van de commissie
van der Meer over te nemen. Wat gaat dit betekenen voor de forfaitaire
vergoeding?
Toekomst
Voorzitter, zoals mijn collega Ganzevoort al heeft benadrukt, zijn met
aandacht en goede scholing veel patiënten te overtuigen van het belang
van passende zorg, zodat dwang tot een minimum kan worden beperkt. Kan
de minister toezeggen dat de verhouding kwaliteit/capaciteit en de
noodzaak van dwang ook onderdeel zal uitmaken van de evaluatie?
Vanuit het veld en evaluaties komt het advies naar voren om één
samenhangende wettelijke regeling te maken, waarin verschillende
regimes kunnen worden opgenomen met zwaardere en mildere vormen van
dwang. Dat zou de regelgeving overzichtelijker, toegankelijker en
consistenter maken. Mijn fractie heeft de indruk dat de regering
vooral omwille van de tijd toch kiest voor twee wetten en daarom al
over twee jaar een evaluatie houdt. Mijn fractie begrijpt de haast en
de urgentie, maar ziet ook de nadelen en risico’s van invoering van
een ingrijpende stelselwijziging die wellicht enkele jaren later
alweer op de schop gaat. Snel opvolgende fundamentele wijzigingen
kunnen zowel voor het veld als voor patiënten desastreus uitpakken.
Hoe voorkomen we dat we hen opzadelen met enorme opgaven voor de
uitvoering en aanpassing, terwijl we daar een aantal jaren weer
opnieuw aan gaan sleutelen?

  • HOW TO HANDLE POSTAL ITEMS CONTAINING SUSPICIOUS POWDERSUBSTANCE
  • TS EN ISO 5199 NISAN 2008 ICS 23080 SANTRİFÜJ
  • INFORMATION AND CONSENT FORM FOR A ONEDAY ACTIVITY DEAR
  • APPLICATION FOR THE ERECTION OF EACH NEW SHED
  • MEDIA ADVISORY KIBRIS’IN INSAN HAKLARI DURUMU EVRENSEL PERIYODIK İNCELEME’DE
  • YABANCI UYRUKLU ÖĞRETİM ELEMANLARI İÇİN AÇIK KİMLİK FORMU (IDENTIFICATION
  • CENTRO NOMBRE NHC FECHA HOJA DE CONSENTIMIENTO
  • 4 DEGRADABILIDAD RUMINAL DE LA HARINA DE PLUMAS EN
  • HOUSING AND PROPERTY PERFORMANCE STANDARDS FOR COMPLIANCE WITH THE
  • ORGANIZATION CHART – CHIEF OPERATING OFFICER
  • TERCERA PARTE (DE L 176 A L 335 )
  • REGISTRO DE DURACIÓN ESTE REGISTRO ES ÚTIL PARA OBSERVAR
  • DZIAŁ 9 WĘGLOWODORY WYMAGANIA NA OCENĘ DOPUSZCZAJĄCĄ DOSTATECZNĄ DOBRĄ
  • THIS DOCUMENT MAY BE CITED AS MINISTRY FOR THE
  • POLE ORGANISME HUMAIN ET SON AUTONOMIE 1ÈRE PARTIE
  • İZMİR KÂTİP ÇELEBİ ÜNİVERSİTESİ 20132014 EĞİTİMÖĞRETİM YILI YABANCI UYRUKLU
  • DUOMENŲ TEIKIMO INTERNETU SUTARTIS NR DT 201 M
  • CJODLM (2007) 13 APR 07 PSOCDS MAVCDS DCDS(C) DG
  • STATE OF CALIFORNIA PART B STATE PERFORMANCE PLAN (SPP)
  • DATOS PARA SOLICITAR PRORROGA POR ENCIMA DE LOS 24
  • COLEGIO DE BACHILLERES CUADERNO DE TRABAJO MATEMÁTICAS II DISTRIBUCIONES
  • BALDINTZA TEKNIKOAK GIPUZKOAN BERDINTASUN ALORREAN PRESTAKUNTZA ARTIKULATUKO DUEN JAKITUN
  • IES DIEGO TORTOSA CONTENIDOS 3º ESO ASIGNATURA PENDIENTE DEPARTAMENTO
  • PROFORMA KURSUS FAKULTI PENDIDIKAN GGGA1123 PROFESION KEGURUAN SEMESTER 1
  • SILABUS PELATIHAN KURIKULUM 2013 BAGI KEPALA SEKOLAH MODUL
  • EUROPEISKA KOMMISSIONEN – PRESSMEDDELANDE SALZBURG EUS MEST HANDIKAPPVÄNLIGA STAD
  • FACULTY SENATE POLICIES AND PROCEDURES PURPOSE THE FACULTY SENATE
  • NAME HR COLOR FRONT OF WANTED POSTER
  • LA CORRELACIÓN DE TIEMPOS LA CORRELACIÓN DE TIEMPOS ES
  • CURSO DE POESÍA (AULA DE ESCRITORES) DESCRIPCION CURSO DIRIGIDO