stigma en stigmabestrijding – annette plooy lezing gehouden op het kwartiermakerscongres, 22 mei 2007 toen ik een jaar of tien, elf oud wa

Stigma en stigmabestrijding – Annette Plooy
Lezing gehouden op het kwartiermakerscongres, 22 mei 2007
Toen ik een jaar of tien, elf oud was, ging ik wel eens met mijn vader
mee naar Wolfheze, een plaatsje vlakbij Arnhem en vlakbij de stad waar
wij woonden. Mijn vader was dominee, en hij preekte zo nu en dan in
het kleine kerkje in Wolfheze, waar ze geen eigen dominee konden
betalen. Ik ging dan met hem mee. Waarom, weet ik eigenlijk niet.
In Wolfheze was het regionale psychiatrisch ziekenhuis gevestigd. Het
was meer dan 100 jaar oud, met een hoofdgebouw waarin nog
gebrandschilderde, maar ook getraliede ramen te zien waren. Als we
naar het kerkje reden, reden we over het inrichtingsterrein. Zo’n
klassiek terrein met oude paviljoens, veel bomen en gras en een veldje
met geiten en herten. En daar zag ik ze lopen: de anderen. De anderen,
dat zijn de vreemde types, degenen die anders denken, anders praten,
anders lopen en anders ruiken dan de rest. Ik herinner me dat ze me
nieuwsgierig maakten, en een beetje bang. Op de een of andere manier
leken ze me niet helemaal menselijk. Ik praatte erover met mijn
ouders, en die legden me uit dat de anderen ziek waren en vooral veel
mededogen verdienden. Mijn ouders waren immers goed-christelijke
mensen en hadden veel met naastenliefde. Maar als ik me niet vergis
kreeg ik toch ook de boodschap mee dat ik deze zieke mensen beter een
beetje uit de weg kon gaan. En dat ze thuishoorden op die plek,
afgescheiden van de rest van ons.
Toen ik halverwege de jaren 80 zelf werd opgenomen in psychiatrisch
ziekenhuis Wolfheze veranderde mijn leven voorgoed. Er gebeurden drie
dingen met me: ik maakte kennis met angst, depressie en psychose, ik
maakte kennis met de eigenaardige wereld en wetten van de psychiatrie
en vooral: vanaf dat moment behoorde ik tot de anderen.
Iedereen die opgenomen is geweest kent de bijbehorende vervreemding.
Het kan ergens niet. Je bent opgegroeid met de boodschap dat jij hier
hoort en de anderen daar. Deze categorisatie geeft veiligheid. Daarom
is ze er ook. Ze bepaalt je plaats in de wereld, geeft aan waar je
thuishoort. Het kan toch niet dat je opeens van plaats verandert, dat
je, en dat maakt het zo pijnlijk, bij degenen hoort waarmee de mensen
die je kent geen contact hebben. Dat je bij degenen hoort die anderen
uit de weg gaan.
Inmiddels had ik natuurlijk ook kennisgemaakt met de hardere kanten
van het beeld van psychiatrische patiënten. Mijn ouders waren nog
redelijk welwillend, de rest van de samenleving een stuk minder.
Naarmate ik opgroeide maakte ik kennis met de neerbuigende termen voor
gestoorden aan de koffietafel, met het beeld van de gevaarlijke gek in
films en televisieseries. En ik merkte dat mensen uit mijn omgeving
die psychiatrisch werden opgenomen voorgoed werden uitgesloten uit de
sociale kring. Ze hoorden er niet meer bij. Deze kennis nam ik mee
toen ik opgenomen werd. En die kennis bracht me ertoe om me tot het
uiterste te verzetten: ik hoorde niet bij de anderen, ik zat daar
verkeerd, ik was beter dan de rest van de patiënten. Ik sloot de
anderen uit. Maar het was tevergeefs. Niet alleen heb ik jaren in
Wolfheze moeten verblijven, dus was ik zeker niet beter dan de rest,
maar als je eenmaal opgenomen bent geweest hoor je in de ogen van de
wereld voorgoed bij de vreemde types, zelfs als je niet meer anders
loopt of ruikt. Een ex-cliënt van de psychiatrie uit de Verenigde
Staten drukte het zo uit tegenover een onderzoeker.
The general public still has a conception of mental illness. That
stigma is there, there, there, and I know that real well because I
live with it. I can get as healthy as the healthiest person in the
world, and it won’t make a difference.
Als het al niet eens helpt om gezond te worden, hoe moet het dan als
je nooit meer helemaal beter wordt?
Inmiddels leven we in het jaar 2007, is er meer kennis over
psychiatrische aandoeningen beschikbaar en heeft de
vermaatschappelijking van de ggz zich ingezet. In theorie vinden nu
veel mensen dat psychiatrische cliënten het recht hebben in gewone
woonwijken te wonen. Maar is het stigma op psychiatrische ziekte nu
ook verminderd? Dit blijkt tegen te vallen. Mensen uit de psychiatrie
merken dit in hun dagelijks leven, waarin ze te maken krijgen met
discriminatie en uitsluiting. En het blijkt uit onderzoek, waarin het
publiek gevraagd wordt naar hun beelden van en mening over
psychiatrische cliënten.
Internationaal onderzoek over stigma toont vier dominante negatieve
beelden over psychiatrische cliënten:
- mensen met een psychische aandoening zijn gevaarlijk
- mensen met een psychische aandoening zijn onvoorspelbaar en niet in
staat aanvaarde sociale rollen te vervullen
- mensen met een psychische aandoening zijn zelf verantwoordelijk voor
hun toestand
- psychische aandoeningen zijn chronisch en hebben een slechte
prognose.
De sterkste beelden van psychiatrische cliënten zijn dat zij
gevaarlijk en onvoorspelbaar zijn. Ook uit Nederlands onderzoek komen
deze beelden naar voren. De notie van gevaar wordt gevoed door boeken
en vooral films, waarin met name mensen met psychotische stoornissen
vaak als extreem gewelddadig worden neergezet. En de recente
berichtgeving over TBS-ers helpt ook niet echt.
Voor de oorzaken van stigmatisering worden verschillende verklaringen
gegeven:
Volgens de etiketteringtheorie van Link en anderen ligt de oorzaak van
stigma in het etiket van “anders zijn”. Het volgende vindt plaats:
*
men onderscheidt verschillen tussen mensen en plakt daar een
etiket op
*
men koppelt de personen met het etiket aan onwenselijke
eigenschappen - hiermee wordt een stereotype gevormd
*
de personen met het etiketten worden als een "zij"-groep
beschouwd, die fundamenteel anders is dan de "wij"-groep
*
de personen met het etiket worden geconfronteerd met discriminatie
en verlies van status.
Onderzoek heeft laten zien dat het etiket van psychiatrisch patiënt op
zichzelf tot sociale afwijzing leidt. Ook als mensen zich op precies
dezelfde manier gedragen, staan anderen negatiever tegenover degene
met het psychiatrisch label.
De attributietheorie van Weiner stelt cognitieve en emotionele
processen vast die een rol spelen bij stigmatisering van
psychiatrische cliënten. Volgens deze theorie wordt afwijzing of
acceptatie voor een groot deel bepaald door de “schuldvraag”. Als
iemand zelf verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn psychische
toestand, bijvoorbeeld omdat hij drugs heeft gebruikt, dan veroorzaakt
dit boosheid, en dit leidt weer tot sociale afwijzing. Omgekeerd leidt
een inschatting dat de ander “er niets aan kan doen” tot medelijden en
de neiging hem te helpen. Daarnaast hebben Corrigan en anderen een
directe relatie vastgesteld tussen de perceptie van gevaar en sociale
reacties. Wordt iemand met een psychische aandoening als gevaarlijk
ingeschat, dan leidt dit meestal tot afwijzing, ook al wordt de ander
niet verantwoordelijk gehouden voor het feit dat hij gevaarlijk is.
Angst is een sterke voorspeller van sociale vermijding.
Corrigan heeft ook een andere theorie voor het bestaan van stigma
gelanceerd: die van de “systeemrechtvaardiging”. Deze theorie komt er
kort gezegd op neer dat het publiek door stigmatisering in het reine
komt met het feit dat mensen met psychiatrische aandoeningen in
inrichtingen verblijven en vaak onderworpen worden aan dwang. “Het zal
dus wel nodig zijn”, is de redenering. Deze theorie verklaart niet
waarom we ooit begonnen zijn met medeburgers op te sluiten, maar wel
hoe negatieve beeldvorming in stand gehouden wordt.
Maar goed, wat de oorzaken van stigmatisering ook mogen zijn, de
gevolgen zijn vernietigend. Deze gevolgen kunnen worden onderverdeeld
in
*
sociale uitsluiting
*
discriminatie
*
zelfstigmatisering
In recent Nederlands onderzoek is het publiek gevraagd in hoeverre zij
psychiatrische patiënten in hun omgeving zouden willen toelaten. Wat
blijkt is dat het Nederlandse publiek terughoudender wordt naarmate
contact intiemer dreigt te worden. Tot acceptatie van een
psychiatrisch cliënt als buurman is men nog wel bereid, maar de
meesten willen geen psychiatrisch cliënt als onderwijzer of oppas van
hun kinderen. Veelzeggend is ook het onderzoeksgegeven dat 50 procent
van het publiek aangeeft beslist geen psychiatrisch patiënt als vriend
te willen, terwijl de andere helft van het publiek hier nog over
twijfelt. Geen wonder dat zoveel psychiatrische cliënten vereenzamen.
En dan moeten we hierbij nog bedenken dat mensen bij onderzoek zoals
dit nog geneigd zijn sociaal wenselijke antwoorden te geven ook. Ze
willen nog tolerant overkomen. Meerzeggender is wat psychiatrische
cliënten aan daadwerkelijke uitsluiting en discriminatie tegenkomen.
Psychiatrische cliënten melden sinds jaar en dag dat zij op allerlei
levensgebieden worden buitengesloten en slecht behandeld. Recentelijk
is een uniek wereldwijd onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen van
mensen met de diagnose schizofrenie met stigma en discriminatie
(INDIGO). Hierin rapporteerden de respondenten met name nadelige
behandeling op het gebied van werk, familie, sociale relaties en
hulpverlening.
Brits en Amerikaans onderzoek naar het aannamebeleid van werkgevers
bevestigt dat mensen met psychische aandoeningen beduidend minder
gewenst zijn als werknemer dan anderen. Mede hierdoor is er sprake van
een hoge werkloosheid onder psychiatrische cliënten, leidend tot
armoede en marginalisatie. Wat betreft sociale relaties moeten veel
mensen met psychische aandoeningen genoegen nemen met een klein
sociaal netwerk. Respondenten uit het INDIGO-onderzoek melden dat zij
als gevolg van hun aandoening vrienden hebben verloren. En bij het
leggen van nieuwe contacten worden zij geconfronteerd met afwijzing
zodra zij hun aandoening bekend maken. Van de kant van familie melden
psychiatrische cliënten onbegrip en verwaarlozing. Bekend is ook het
NIMBY-effect: protesten van buurtbewoners bij de komst van een woning
of voorziening voor mensen met psychische aandoeningen. Daarnaast
krijgen mensen met psychische aandoeningen te maken met verbale en
fysieke agressie. Psychiatrische cliënten lopen een hoger risico
slachtoffer te worden van geweld dan de gemiddelde burger.
Vorig jaar was ik zelf betrokken bij het INDIGO-onderzoek. Wij deden
het Nederlandse gedeelte en hebben 50 mensen met de diagnose
schizofrenie geïnterviewd. Wat me opviel was dat ook vaak werd genoemd
hoezeer mensen zich gediscrimineerd voelden door hulpverleners in de
psychiatrie. Juist de behandeling door psychiaters en verpleegkundigen
werd als neerbuigend ervaren. Dit verbaasde me niet echt. Veel
cliënten met wie ik spreek maken hiervan gewag. Verder heb ik het aan
den lijve ondervonden en gezien. Stigmatisering is zeker niet minder
onder psychiatrische hulpverleners. Misschien juist wel meer.
Op een dag kwam een verpleegkundige in Wolfheze de isoleercel binnen
waarin ik op dat moment verbleef. Hij kwam me koffie brengen. Maar hij
deed iets verkeerd. De deuren van de isoleercellen op die afdeling
hadden een geavanceerd, elektronisch sluitsysteem. Als je het verkeerd
deed viel de deur automatisch achter je in het slot. En dat gebeurde
dus. De verpleegkundige, een potige jonge kerel, raakte vervolgens
volkomen in paniek. Hij begon op de deur te bonken en om zijn collega
te roepen. Hoewel hij me al jaren kende en wist dat ik niemand kwaad
deed dan mijzelf, joeg het feit dat hij met mij opgesloten was hem
enorme angst aan. Waarom? Omdat ik gevaarlijk en onvoorspelbaar was.
Want ik was een psychiatrisch patiënt.
Hulpverleners in de psychiatrie zijn net als andere mensen. Opgegroeid
met hetzelfde beeld van de anderen. Maar ze worden nog eens extra
beïnvloed door de psychiatrische leerstellingen, waarin aan een
bepaalde diagnose allerlei negatieve eigenschappen worden gekoppeld.
Mensen met schizofrenie zijn potentieel gewelddadig, asociaal en
verzorgen zich slecht. Mensen met neurotische klachten zijn
egocentrisch, gevoelloos en houden geen rekening met anderen. En
mensen op de grens, de mensen met een borderline
persoonlijkheidsstoornis, zijn manipulatief, agressief en willen
alleen maar aandacht. In Australië en Engeland is onderzoek gedaan
naar de mening van psychiatrisch verpleegkundigen over mensen met een
borderline stoornis. Zij gaven in meerderheid onverhuld toe dat zij ze
allerlei negatieve eigenschappen toedichtten. Het gevolg is dat mensen
met deze stoornis veroordelend benaderd worden en minder zorg krijgen
dan anderen.
Psychiatrische patiënten met welke diagnose ook – vooral zij die
opgenomen zijn – worden door veel psychiatrische hulpverleners als
onbetrouwbaar en tweederangsburgers behandeld. Dit reflecteert niet
alleen een systeem, waarin dwang aan de orde van de dag is, waarin
cliënten door onzinnige huisregels tot kinderen worden gereduceerd en
waarin het normale recht op autonomie niet geldt. Het reflecteert ook
de manier waarop veel ggz-hulpverleners ons zien. We zijn niet alleen
ziek, we kunnen ook niet bepalen wat goed voor ons is, we zijn
allemaal geneigd ons te verwaarlozen en uiteindelijk zijn we allemaal
inferieur aan hen. Onze ziekte maakt ons incompetent, en onze
afhankelijkheid van hulp maakt ons minderwaardig.
Stigmatisering onder hulpverleners zorgt ervoor dat zij onvoldoende
tegenwicht bieden aan de vooroordelen in de samenleving. Mogelijk
verergeren zij die zelfs. Want waarom zou het publiek positiever over
psychiatrische cliënten gaan denken als de professionals dat zelfs
niet eens doen?
Maar wat misschien nog wel erger is: zij beïnvloeden de manier waarop
cliënten zichzelf zien. Als je stelselmatig vernederend behandeld
wordt, doet dit onvermijdelijk een aanslag op je zelfrespect. Zeker
als je op je kwetsbaarst bent. Het maakt je kwaad, maar je gaat ook
aan jezelf twijfelen. Mij maakt het nog steeds woedend hoe ik
behandeld ben. Maar die behandeling heeft ook een blijvend inwendig
stempel op me gedrukt. Misschien hadden ze wel gelijk. Zij zijn immers
toch de professionals, die het kunnen weten?
Zelfstigmatisering is het meest vernietigende onderdeel van het
probleem van stigma. Het wordt wel de tweede ziekte genoemd, een
ziekte die ons herstel kan belemmeren en onze psychiatrische
aandoening zelfs kan verergeren. Maar het is geen ziekte .. het wordt
ons aangedaan.
Van zelfstigmatisering is sprake wanneer we de negatieve stereotypen
die over ons leven internaliseren, wanneer we ze gaan geloven. Wanneer
we gaan geloven dat we gevaarlijk, onbetrouwbaar of toch op zijn minst
minder bekwaam en sociaal aanvaardbaar zijn dan anderen. En je moet
wel heel erg sterk zijn om het niet te gaan geloven.
Het ergst is de twijfel. Zien mensen het aan me? Gedraag ik me wel
zoals het hoort? Doe ik niet net een beetje anders? Zitten er vlekken
op mijn kleren? Wat betekent die uitdrukking op haar gezicht?
Zelfstigmatisering leidt ertoe dat veel psychiatrische cliënten zich
uit het sociaal verkeer terugtrekken. Zij isoleren zich, uit schaamte.
Het ironische is dat zij daarmee hun rol als een van de anderen
bestendigen. Zij bevestigen het beeld dat zij vreemde types zijn, met
wie je geen contact kunt krijgen. En dan is de cirkel rond.
We hebben nu een Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Een wet die
gemeenten de opdracht geeft de participatie van kwetsbare groepen in
de samenleving te bevorderen. Voor mensen met psychiatrische
aandoeningen is inmiddels duidelijk dat hier allereerst voor nodig is
dat het probleem van stigmatisering wordt aangepakt. In de afgelopen
vijftien jaar, waarin de vermaatschappelijking van de ggz zo hoog in
het vaandel is geplaatst, is duidelijk geworden dat de rehabilitatie
en reïntegratie van psychiatrische cliënten ernstig door
stigmatisering wordt belemmerd. Gemeenten kunnen dan ook niet volstaan
met het aanbieden van een loket om voorzieningen aan te vragen. Er zal
gerichte actie moeten komen om de beeldvorming over psychiatrische
cliënten te veranderen en discriminatie te bestrijden.
In het buitenland zijn inmiddels grote, door de landelijke overheid
gesteunde anti-stigmacampagnes opgezet. Zo loopt in de Verenigde
Staten een federale campagne, en in het Verenigd Koninkrijk de
campagne Changing Minds, every family in the land. En ook in Schotland
en in Nieuw-Zeeland lopen grote campagnes. In Nederland laat de
landelijke overheid het echter behoorlijk afweten. In die situatie is
een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenten. De gemeenten dienen
verantwoordelijkheid te nemen voor de bestrijding van sociale
uitsluiting van een deel van hun burgers. De WMO biedt hiervoor een
prachtig kader.
Wat moet er gebeuren?
Bestrijding van stigma vereist een strategie. In het buitenland is het
nodige onderzoek verricht naar de werkzaamheid van verschillende
anti-stigmastrategieën. Onder andere door het Chicago Consortium for
Stigma Research. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen
van stigmabestrijding:
*
protest
*
voorlichting
*
contact
Bij de strategie van protest wordt het publiek moreel aangesproken op
zijn gedrag. Het wordt gemaand psychiatrische cliënten met respect te
behandelen en zich van discriminatie te onthouden. Uit onderzoek
blijkt dat dit niet goed werkt. Protest werkt vaak zelfs averechts,
omdat mensen een weerzin hebben tegen de opgeheven vinger. De kans is
groot dat ze juist nog negatiever over psychiatrische cliënten gaan
denken.
Wat wel blijkt te werken is protest tegen stigmatiserende boodschappen
in de media. Een organisatie als Stigma Watch in Amerika spreekt de
media consequent aan wanneer zij verkeerde informatie geven of
bijvoorbeeld in televisieseries iemand met een psychische aandoening
op een manier neerzetten die de stereotypen bevestigt. Ook in
Nederland zou hier meer werk van gemaakt kunnen worden. Dit lijkt
vooral een taak voor cliëntenorganisaties en de GGZ.
Bij de strategie van voorlichting worden negatieve stereotypen
bestreden door het publiek informatie te geven die de bestaande mythes
over psychiatrische cliënten ontkracht. Het gaat dan om informatie
over de aard en oorzaak van psychiatrische aandoeningen, over de kans
op herstel van deze aandoeningen, over het lage risico op
gewelddadigheid en over het aantal mensen met psychische aandoeningen
onder de bevolking. Veel mensen denken dat psychiatrische aandoeningen
zeldzaam zijn. Ook ik wist niet, toen ik met mijn vader over het
terrein van Wolfheze reed, dat ik 25 procent kans liep om ergens in
mijn leven zelf bij deze mensen te gaan horen. In Nederland wordt op
landelijk niveau onder meer dergelijke voorlichting gegeven door het
Fonds Psychische Gezondheid.
Voorlichting werkt beter dan protest, maar de werkzaamheid blijkt op
de lange termijn toch beperkt. Vooroordelen blijken hardnekkig.
Ontvangers van voorlichting gaan wel even anders denken, maar vallen
vaak toch op den duur weer terug in hun oude overtuigingen.
De meest werkzame strategie blijkt die van contact te zijn. Uit
onderzoek blijkt dat als mensen iemand met een psychiatrische
aandoening op een positieve manier leren kennen, zij positiever gaan
denken over alle psychiatrische cliënten. Het is daarom zaak om
persoonlijke interactie tussen psychiatrische cliënten en andere
burgers te stimuleren. Contact werkt omdat je aan elkaar went en omdat
men psychiatrische cliënten leert kennen als toch de kwaadste niet.
Wat het meest effectief blijkt is wanneer men met elkaar samenwerkt
aan een gezamenlijk project. Dit geeft burgers de gelegenheid de
anderen op een ongedwongen wijze te leren kennen en hun capaciteiten
te ontdekken. Hier kan de gemeente een belangrijke rol spelen. Zij kan
het initiatief nemen tot projecten in de wijk, in samenwerking met het
welzijnswerk en eventueel de GGZ. Ook zou de integratie van
psychiatrische cliënten in het reguliere buurthuis- en
verenigingsleven moeten worden bevorderd. Dit kan door organisaties
als de Vriendendiensten financieel te ondersteunen. De
Vriendendiensten kunnen cliënten die dat nodig hebben in sociale
activiteiten begeleiden en een brug slaan tussen cliënten en andere
bezoekers. Overigens worden veel cliënten niet belemmerd doordat zij
niet durven, maar doordat zij geen geld hebben om lid van een
vereniging te worden. Gemeenten kunnen hierin voor financiële
tegemoetkoming zorgen. Soms is de oplossing heel materieel.
Een strategie die ook erg effectief is, is een combinatie van
voorlichting en contact. In Nederland wordt dit onder meer sinds jaar
en dag uitgevoerd door Stichting Pandora. Bij deze strategie geven
psychiatrische cliënten zelf de voorlichting. Zij vertellen het
publiek over de aard van hun aandoening en hoe het is om daarmee te
leven. Dit werkt om twee redenen: de informatie die wordt overgedragen
wordt overtuigender en maakt meer indruk dan wanneer ze door
hulpverleners wordt gegeven. En het publiek leert de cliënt die de
voorlichting geeft kennen: de psychiatrisch patiënt krijgt een
gezicht, een stem en een persoonlijkheid. Deze strategie wordt steeds
meer toegepast. Vaak georganiseerd door cliëntenorganisaties, die
teams van ervaringsdeskundigen trainen om als voorlichter op te kunnen
treden. Gemeenten kunnen hierin een rol spelen door dergelijke
projecten financieel te ondersteunen. Zij kunnen stimuleren dat
doelgroepen zoals werkgevers, welzijnswerkers en medewerkers van
woningbouwverenigingen ervaringsdeskundigen voor voorlichting
uitnodigen. En zij kunnen hun eigen diensten en ambtenaren verplichten
zich op deze wijze te laten voorlichten. Hierbij valt te denken aan
politie-ambtenaren en medewerkers van sociale diensten, maar ook aan
beleidsambtenaren. Ook de gemeente zelf moet betrokken worden in de
bestrijding van stigma.
Psychiatrische cliënten zijn zelf het sterkst in het bestrijden van
stigma. Door zich te laten kennen en door hun verhaal te doen. Deze
constatering heeft consequenties. Het betekent dat cliënten
ondersteund moeten worden in hun empowerment en herstel. Voordat je je
durft te laten kennen en je verhaal te doen moet je immers van je
zelfstigmatisering af. Je moet jezelf weer gaan waarderen en de durf
opbrengen naar buiten te treden en het maatschappelijk stigma het
hoofd te bieden. Herstel is het antwoord op zelfstigmatisering. En het
geeft de kracht om sociale inclusie te bevechten.
In Nederland is in de afgelopen jaren een herstelbeweging tot bloei
gekomen, een beweging van psychiatrische cliënten die door middel van
zelfhulp en ervaringskennis werkt aan individuele en collectieve
empowerment. Het begrip herstel verwijst hierin niet per se naar
genezing, maar naar het terugvinden van een identiteit als compleet
persoon, met capaciteiten, perspectieven en hoop. Veel psychiatrische
cliënten zijn in hun identiteit gereduceerd tot hun diagnose, en
leiden, onder invloed van beroerde prognoses, een leven zonder doel.
De herstelbeweging stelt zich hiertegen teweer. Door de eigen kracht
en kennis van cliënten aan te boren. Een bekende definitie van herstel
is die van William Anthony:
“An intense, personal and unique process of change in a person’s
attitude, values, feelings, goals, skills and/or roles. It is a way of
living, of leading a satisfying, hopeful and useful life with the
restrictions that psychiatric disabilities entail. Recovery means
growing out of the catastrophic consequences of the psychiatric
condition and developing a new meaning and a new purpose in one’s
life”.
Dit streven wij na. De herwinning van ons zelfrespect, tegen de stroom
van stigma in. En we doen het zelf, omdat we die kracht in ons hebben.
Mensen met psychiatrische aandoeningen hebben vaak een uniek vermogen
om te overleven. We hebben jarenlang te maken met angst en depressie,
met vernederende behandeling, met bijwerkingen van medicatie en met
discriminatie, maar blijven toch overeind. Werken aan herstel betekent
ontdekken hoe je dat doet, en daarop verder te bouwen.
De herstelbeweging heeft inmiddels verschillende herstelprogramma’s
ontwikkeld, waarin cliënten elkaar ondersteunen en ideeën uitwisselen
over werkzame manieren om met hun aandoening om te gaan, om zich te
versterken en hun mogelijkheden te ontwikkelen. De herstelprogramma’s
zijn kweekvijvers voor ervaringsdeskundigen, die vervolgens naar
buiten treden om hun verhaal te doen. Zo wordt niet alleen
zelfstigmatisering bestreden, maar ook negatieve beeldvorming in de
samenleving. De meest effectieve manier om het probleem van
stigmatisering te bestrijden is wanneer psychiatrische cliënten zich
presenteren als sterke en competente individuen. Daarmee ontkrachten
wij de negatieve stereotypen. En ervaringsdeskundigen geven al enige
jaren trainingen aan hulpverleners om ook de stigmatisering binnen de
psychiatrie zelf aan te pakken. Ze leren hulpverleners hun eigen
vooroordelen onder ogen te zien en cliënten met meer respect te
behandelen.
Bestrijding van stigma en bevordering van participatie van mensen met
psychische aandoeningen werkt het beste door de versterking van
psychiatrische cliënten zelf. Gemeenten kunnen dit ondersteunen door
te faciliteren dat cliëntgestuurde herstelprogramma’s voor zoveel
mogelijk psychiatrische cliënten beschikbaar komen. Dit betekent heel
concreet: financieren dat herstelprogramma’s niet alleen beschikbaar
zijn in de GGZ-instellingen die bereid zijn ze aan te kopen, maar ook
in de wijk kunnen worden aangeboden. Zoveel mogelijk mensen moeten
ermee in aanraking kunnen komen. Dit betekent ook: zorgen dat er
voldoende betaalde banen voor ervaringsdeskundigen komen die deze
herstelprogramma’s kunnen leiden en die voorlichting kunnen geven aan
publiek en hulpverleners. Daarmee krijgt het anti-stigmawerk een
stabiele basis.
Ten slotte nog dit: bestrijding van stigma betekent niet dat
psychiatrische cliënten moeten bewijzen dat ze gelijkwaardig zijn. De
herstelbeweging is in de eerste plaats een emancipatie beweging, die
het recht op gelijkwaardige behandeling opeist. We gaan ons niet in
allerlei bochten wringen om acceptabel gevonden te worden. We zijn
zoals we zijn, en hebben als zodanig recht op een volwaardige plaats
in de samenleving.
Inmiddels ben ik trots op “de anderen”. En ik hoor er graag bij.
8

  • SECTOR DE VIVIENDAS TEMPORALES EL SALVADOR 2009 ESTRATEGIA 1
  • M UHAMMADIYAH MAJELIS PENDIDIKAN DASAR DAN MENENGAH SMA MUHAMMADIYAH
  • SAYIN CUMHURBAŞKANIMIZA SAYIN BAŞBAKANIMIZA DEĞERLİ KAMUOYUNA MİLLİ EMLAK VE
  • NENDOS ST SELECT BAKERY SA BUILDING BLOCK 13 570
  • LIST OF FRENCH FOUNDATIONS (NON RESEARCH) USTH – DRI
  • PROGRAM TAHUNAN KEPENGAWASAN TAHUN PELAJARAN 20092010 KOTAKABUPATEN ASPEK
  • OBSERVACIÓN DEL ESTADO FUNDAMENTAL DEL “BOTTOMONIUM” B – IFIC
  • CISCO EGW 2200 INSTALLATION WORKSHEET USE THE TABLE
  • КОГДА ВАШ РЕБЕНОК СВОДИТ ВАС С УМА ЭДА ЛЕ
  • WWTP FACILITY NAME LOCATION STANDARD OPERATING PROCEDURE PH (HYDROGEN
  • GENEL CERRAHİ ANABİLİM DALI STAJ PROGRAMI AMAÇ VE HEDEFİ
  • ADDRESS CHANGE YOUR MEMBERSHIP IS IMPORTANT TO FREEDOM FEDERAL
  • CHALLENGER TRAINING SCHEDULE SPRING 2015 COACHES THE CHALLENGER TEAM
  • SMLOUVA O ZAJIŠTĚNÍ LYŽAŘSKÉHO VÝCVIKU 1 SMLUVNÍ STRANY FIRMA
  • BERITA ACARA PENYELENGGARAAN UJIAN SEKOLAH TAHUN AJARAN 20072008 PADA
  • STATUT STOWARZYSZENIA „UNIA NADWARCIAŃSKA” ROZDZIAŁ I POSTANOWIENIA OGÓLNE §
  • F ORMULIR WEBSITE GRATIS SEKOLAHMADINTPQ (SEMUA ISIAN WAJIB DIISI)
  • SELECCIONE RODEANDO CON UN CÍRCULO LA RESPUESTA QUE LE
  • 19 DAFTAR RIWAYAT HIDUP RIWAYAT HIDUP KETUA PELAKSANA NAMA
  • SELFREPORT CHEATING SCALE PART I ADMISSIONS (18ITEMS PLUS 8
  • TEMPORAL PRACTICES TIME AND ETHNOGRAPHIC RESEARCH IN CHANGING ORGANIZATIONS
  • TABLE E2 PHOSPHOROUS CONCENTRATIONS FOR COX CREEK (STATION 202)
  • WYKAZ TRENERÓW PŁOCKIEGO OKRĘGOWEGO ZWIĄZKU PIŁKI NOŻNEJ ROK 2013
  • OTÁZKY NA SKÚŠKU ZMOME 1 A TERMODYNAMIKA A
  • SEMINARIO DE LITERATURA INFANTIL LA POESÍA EN LA ESCUELA
  • LAKIP PENGADILAN NEGERI KENDAL TAHUN 2015 BAB I
  • INFORMACE K PŘIJÍMACÍMU ŘÍZENÍ 20222023 STUDIJNÍ PROGRAM NÁZEV STUDIJNÍHO
  • SZKOŁA PODSTAWOWA W RADOSZKACH RADOSZKI 64A 87321 BARTNICZKA (056)
  • INFORED SIDA WWWAIDSINFONETORG HOJA NÚMERO 123E AZÚCAR EN LA
  • KHUTBAH IDUL FITRI 1438 H PUASA MEMBENTUK PERILAKU UTAMA