tips voor clubscheidsrechters naarmate je ervaring met fluiten groter is, kun je je aandacht op andere gebieden richten. finetuni
Tips voor clubscheidsrechters
Naarmate je ervaring met fluiten groter is, kun je je aandacht op
andere gebieden richten.
Finetuning van houding, regelkennis en stijl en het aanleren van
technieken die bij moeilijke wedstrijden noodzakelijk kunnen zijn,
komen hier aan de orde.
Heel veel succes en plezier met het fluiten!
1.
Houding en fluiten:
*
Fluit hard (niet uitademen, maar blázen); niet láng blazen,
maar hárd blazen. Zorg voor een goede fluit (de Fox fluit is
prima). Als je zachtjes fluit, denken ze dat je niet zeker
bent, of ze horen het niet en spelen door.
*
Probeer te variëren in je fluitsignalen. Kort en minder hard
voor kleine overtredingen. Harder voor fysieke fouten en
duidelijk en streng voor echte rottigheden. Een voor iedereen
zichtbare lullige shoot die tot een strafcorner leidt, moet je
met een kort signaal aangeven. Een hak op een stick die buiten
de cirkel tot een strafcorner leidt moet je met een duidelijk
hard en streng signaal aangeven.
*
Wijs na het fluitsignaal duidelijk en met gestrekte armen aan;
niet ‘bang zijn’ om aan te wijzen. Als je lang wacht tussen
fluitje en aanwijzen, dan lijkt het of je het niet zeker weet.
*
Geen aanwijzingen meer met twee armen. Duidelijk aanwijzen,
met je rug naar de zijlijn en met je arm gestrekt. Groot
maken.
*
Een vrije slag voor de aanval geef je aan met je rechterarm,
een vrije slag voor de verdediger met je linkerarm.
*
Probeer met je rug naar de zijlijn te staan als je aanwijst,
dan wordt je ‘breder’. Daarnaast krijg je ook een beter
overzicht.
*
Nadruk op manier van aanwijzen. ‘Groot’ zijn en met
overtuiging aanwijzen. Variatie in handgebaar: open hand voor
iets kleins, priemende vinger voor iets serieus.
2.
Positie in het veld
*
De standaard looproute is de ‘hockeystick’. Als de bal op de
‘andere helft’ is, loop je langs de zijlijn mee tot in de
buurt van de 23-meterlijn. Vanaf jóuw 23-meterlijn buig je af
richting tweede streepje op de achterlijn (rechts van het
doel).
*
Fouten in de looplijn zelf corrigeren. Het aanhouden van deze
lijn wordt nu belangrijk.
*
Loop altijd vóór de aanval uit als men jouw kant op komt; dan
zie je het spel veel beter.
*
Zoek je standaard looplijn. Zorg dat je standaard een paar
meter voor de rechtsbuiten uit loopt.
*
Wees niet bang om in de cirkel te komen. De ‘hockeystick’
route gaat echt ver de cirkel in, tot ongeveer 5-8 meter van
de rechterdoelpaal, bij de achterlijn.
*
De betere scheidsrechter staat in de cirkel als de aanval daar
aankomt. Deze is voor de meesten veel dichter bij het doel dan
ze voorheen durfden.
*
Loop spelers niet in de weg, maar begrijp dat je dichtbij moet
staan om het goed te zien.
*
Let er op dat een spelers’ eerste reactie bij een fluitsignaal
tegen is, om te kijken waar de scheidsrechter staat. De speler
gelooft een fluitsignaal veel sneller als hij het gevoel heeft
dat de scheidsrechter dusdanig stond dat hij het goed kon
zien.
3.
Spelregels
*
Probeer het verschil te zien tussen een opzettelijke
overtreding en iets doms. Fluit iets harder voor een
opzettelijke overtreding.
*
Het minder hard fluiten (maar wel duidelijk!) voor een
‘gewone’ overtreding neemt vaak frustratie weg. De speler weet
zelf wel dat hij fout zat en heeft daar geen extra aandacht
(door een overdreven fluitsignaal) voor nodig. Als je díé
techniek beheerst, is een streng fluitsignaal dubbel zo
effectief.
*
Als een verdediger een opzettelijke overtreding maakt buiten
de cirkel, binnen het 23-metergebied, dan moet je een
strafcorner geven. Zeg erbij dat je dit doet omdat het
opzettelijk was, dan leert men ervan.
*
Een betere scheidsrechter herkent de duidelijke opzet (bij de
mindere teams) en geeft een strafcorner. Hij herkent bij
betere teams echter ook de professionele opzettelijkheden
buiten de cirkel en bestraft die ook met een strafcorner. Hij
pikt de juiste fouten eruit en toont de spelers op deze manier
dat hij het spelletje begrijpt. Een goede scheidsrechter geeft
strafcorners voor de échte opzettelijke fouten, toont daarmee
de verdediging dat hij herhalingen óók zal bestraffen. En
voorkomt hiermee (als de verdediging slim genoeg is) dat men
de rottigheden herhaalt.
*
Een betere scheidsrechter ziet het verschil tussen ‘het ziet
er opzettelijk uit, maar het is in feite gewoon onkunde’ en
‘de speler doet alsof het onhandigheid is, maar het is gewoon
opzet’.
*
Neem goed met elkaar door wanneer je een vrije slag geeft,
wanneer het een strafcorner is en wanneer een strafbal. Met
name het geven van een strafbal komt niet zoveel voor. Besteed
daar wat aandacht aan.
*
De betere scheidsrechter maakt op dit gebied geen vergissingen
meer.
4.
Samenwerken en controle
*
Je bent met twee scheidsrechters en je mag (en móét) elkaar
helpen als de ander iets niet kan zien. Maar geef die ander
wel even de kans om te fluiten. Als er iets op de helft van je
collega gebeurt, moet je klaar zijn om te fluiten, maar
éventjes wachten om te zien of hij al zelf fluit.
*
De betere scheidsrechter gaat tot ruim over de middenlijn mee
met zijn collega en fluit ondersteunend in zijn verre hoek.
Maar is op tijd terug op zijn eigen helft voor de aanval uit.
*
Niet meewijzen met elkaar; vroeg of laat wijzigt je collega
eens zijn oorspronkelijke beslissing en sta je alsnog tegen
elkaar in te wijzen. Alleen aanwijzen als je collega naar je
kijkt en er dus kennelijk om vraagt.
*
Praat met elkaar voor de wedstrijd en in de rust en neem even
door waar je elkaar wilt helpen.
*
Goede samenwerking is prima, dat vinden de spelers prettig,
maar zorg dat je nooit de indruk wekt dat je de spelers maar
slecht vindt spelen!
*
Betere scheidsrechters hebben een goed contact met de spelers
en snappen dat als iemand net een doelpunt of een zware
overtreding tegen heeft gekregen, hij even kwetsbaar is. Goede
scheidsrechters weten dat je dan niet op elke kik moet
reageren, maar dat een begripvolle blik vaak veel beter is.
*
Als je commentaar krijgt, raak dan niet meteen van slag. Ook
niet direct boos worden, maar beleefd vragen of men op wil
houden. (Maar soms werkt het prima om te doen alsof je het
niet hoort). Maar bedenk wel dat als iemand zegt dat het shoot
was, terwijl jij het niet zag, dit een goed moment is om even
naar je collega te kijken. Misschien zag hij het wel en kan
hij je helpen. Dan kun je alsnog fluiten, of je beslissing
aanpassen.
*
Het toegeven van je eigen fouten is één van de moeilijkste
elementen van het fluiten. Toch creëer je daardoor juist
begrip. Een betere scheidsrechter is ook rustig genoeg om in
een onduidelijke situatie de benadeelde spelers even kort
uitleg te geven. Zorg dat de vrije bal dan niet snel genomen
wordt, want anders heeft de aanval extra voordeel.
*
Een betere scheidsrechter kan éven wachten met fluiten, om te
zien of er geen voordeel uit komt en dan alsnog de overtreding
bestraffen omdat hij ziet dat het balbezit niet tot
balvoordeel leidt.
*
Een betere scheidsrechter fluit niet te snel voor een
overtreding (nooit de fluit in je mond houden), weet goed het
verschil tussen ‘hij houdt de bal’ en ‘hij houdt voordeel,
want hij kán ook wat met de bal’. Een goede scheidsrechter
fluit snel voor overtredingen waarbij er geen kans op voordeel
is.
5.
Plezier
*
Een wedstrijd heeft 24 deelnemers. De fluitisten horen erbij.
Zij sporten ook mee. Heb veel plezier en straal dit uit
(zonder gek te doen).
*
De betere scheidsrechter gaat het gesprek niet uit de weg en
is ontspannen.
pagina 2 van 2